“Bezin eer ge begint”: Precontractuele informatieverplichting in het kader van commerciële samenwerkingsovereenkomsten.

U heeft er misschien nog niet bij stilgestaan, maar de kans is groot dat wanneer u een commerciële samenwerking wenst aan te gaan met een tegenpartij, bepaalde precontractuele informatieverplichtingen moeten worden nageleefd ten gevolge van de Wet van 19 december 2005, inmiddels geïncorporeerd in het Wetboek van Economisch Recht (het “WER”).

Hoewel het initieel de bedoeling was van de wetgever om het toepassingsgebied te beperken tot franchiseovereenkomsten, is de notie “commerciële samenwerkingsovereenkomsten” bijzonder ruim. Het WER definieert een commerciële samenwerkingsovereenkomst immers als een “overeenkomst gesloten tussen meerdere personen, waarbij de ene persoon het recht verleent aan de andere om bij de verkoop van producten of de verstrekking van diensten een commerciële formule te gebruiken”. Elementen als een gemeenschappelijk uithangbord, een gemeenschappelijke handelsnaam, een overdracht van knowhow en/of een commerciële of technische bijstand duiden volgens de toepasselijke bepalingen op deze “commerciële formule.” U voelt onmiddellijk aan dat de concrete invulling van deze elementen in de praktijk niet altijd zo zwart-wit is. Heel wat types samenwerkingsverbanden komen hierdoor in aanmerking. Denk bijvoorbeeld maar aan distributieovereenkomsten, makelaarsovereenkomsten, verkoopconcessies of handelsagentuurovereenkomsten.

Maar wat houdt die precontractuele informatieverplichting nu precies in? De rechtsverstrekker (bijvoorbeeld de franchisegever) moet ten minste één maand voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst (i) een eerste ontwerp van de overeenkomst en (ii)  een afzonderlijk precontractueel informatiedocument met informatie over de belangrijkste contractuele bepalingen en gegevens voor de correcte beoordeling van de commerciële samenwerkingsovereenkomst ter beschikking stellen van de rechtsverkrijger (bijvoorbeeld de franchisenemer). Tijdens de zogenaamde “cooling-off” periode van één maand mag bovendien geen enkele verbintenis worden aangegaan en mag er geen enkele vergoeding, bedrag of waarborg worden gevraagd van de rechtsverkrijger.

Onder het motto “een verwittigd man, is er twee waard”, is het belangrijk te onderstrepen dat het niet correct of het niet-naleven van de precontractuele informatieverplichting verregaande gevolgen heeft. De rechtsverkrijger beschikt immers over de mogelijkheid om de nietigheid van de gehele overeenkomst in te roepen en dat gedurende een termijn van twee jaar na het sluiten van de overeenkomst. De gevolgen van dergelijke sanctie mogen niet worden onderschat. De nietigheid zorgt er immers voor dat de rechtsverkrijger terug in de situatie moet worden geplaatst waarin hij/zij zou hebben verkeerd indien hij/zij de overeenkomst niet had afgesloten. Afstand van deze nietigheid is slechts mogelijk na een periode van één maand na het sluiten van de overeenkomst en moet uitdrukkelijk de redenen voor deze afstand uiteenzetten.

Bovendien willen we benadrukken dat de nietigheid ook als een wapen kan worden gebruikt. Er kunnen tijdens de uitvoering van een commerciële samenwerkingsovereenkomst spanningen tussen de partijen ontstaan. Wanneer dan blijkt dat, uit onwetendheid of onzorgvuldigheid, niet werd voldaan aan de precontractuele informatieverplichting, biedt het opwerpen van de nietigheid door de rechtsverkrijger een ideale nooduitgang. Als tegenpartij wenst u dat risico liever niet te lopen.

Bent u van plan in een commercieel avontuur te stappen en heeft u van de tegenpartij een ontwerp van de commerciële samenwerkingsovereenkomst ontvangen? Of heeft u als franchisegever een ontwerp van de franchiseovereenkomst aan een kandidaat-franchisenemer bezorgd? Schenk dan voldoende aandacht aan de precontractuele informatieverplichtingen.

Four & Five gaat voor u graag na of uw situatie gevat wordt door hogergenoemde bepalingen. Onze experten loodsen u met plezier door de verschillende verplichtingen en wijzen u op de mogelijke risico’s in dit kader.